13 Zaagt gij Alexanders helden Tot den Indus voortgerukt, En het heiligst volk der aarde Door den vreemdeling verdrukt; Zaagt gij Pheidias' beitel vallen Op den onbehouwen steen, En het zwaard van Nero flikk'ren Trots der vrouwen klaaggeween Zaagt gij 't heir der eed'le ridders, Dat ten bloed'gen kruistocht toog, En den dapp'ren Roland kampen Tot de dood zijn strijdarm boog; Zaagt gij 't bloed der martelaren Op het altaar van het recht Voor de zaak van God en Koning Vielen Edelman en knecht. Gijdie allen hen aanschouwdet Wie verdient den grootsten lof; Wat, van al, dat ik u noemde, Was het, dat het meest u trof? 't Was een volk van louter helden 7 Dat voor God en vrijheid streed, En de leeuwenvaan der vaad'ren Eind'lijk zegepralen deed.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 231