lb
't scheprad wordt medegevoerd, het geritsel der bladeren
het zachte gekweel der vogelenmijals waren het
vriendenstemmenmoed trachten in te spreken en
ik gevoel mij getroost en tevreden. Mijne verwarde
zinnen kunnen dan weder kalm denken, en mèt de
dankbare vogelen zend ik een stil dankgebed op naar
den Hooge.
't Wordt avond: hoe rustig is alles in de natuur
de stilte wordt slechts verbroken door 't zachte ruischen
van gindsche kabbelende beek; 't helder water spat
tegen 't rad op en de stralen der ondergaande zon
verlichten, door de openingen van het loof, juist dat
plekje.
Zie, de vroolijke druppels dansen luchtig opwaarts,
doortinteld van het rooskleurig licht, en schitteren als
duizenden diamanten.
'tls alsof nimfen daar spelen en elkaar den gouden
regen toewerpen, terwijl de reine tonen eener heerlijke
melodie haren boezem ontsnappen.
Wat zij zingen blijft voor ons onverstaanbaar, maar
voelt ge niet hoe 't gemoed er door wordt aangegrepen
voelt ge niet hoe kalmhoe innig tevreden dat ruischen
en murmelen u stemt?
Eene onverklaarbare aandoening maakt zich van ons
meester.
Onwillekeurig verlaat ons het heden wij mijmeren
onze gedachten gaan terug langs de afgelegde levens
baan. Zij toeven hier en daar, en 't is alsof zij oude
herinneringen in heerlijke kleuren voor ons opdoemen.
Nogmaals doorleven wij lang vervlogene dagen
Beelden rijzen op, beelden van innig geliefde wezens,