t-
4©
J
17
van personen en gebeurtenissen, die eenmaal een on-
uitwischbaren indruk op ons maakten.
Een oud vriend spreekt tot u, bij drukt u de hand,
ge voelt datge blikt hem in het trouwe oogge
Weg is hij weer een aardig gezicht heeft zijne plaats
ingenomen, dien guitigen glimlach om de lippen, die
zijden lokken op hare schouders, die schalke tinteling
in hare oogen, ge kent dat lief gezichtje, niet waar?
en het hevig kloppen van uw hart is een gevolg van
de herinneringen aan gelukkige urenin 't bijzijn van
de eigenares van dat gezichtje doorgebracht.
En zoo zouden wij op ons bankje blijven doormijmeren,
ons verdiepende in die soms droeve, soms gelukkige
herinneringen, indien het klokje van het oude grijze
kerkje, nederig tusschen de hooge linden verscholen,
ons niet tot de werkelijkheid terugvoerde.
Kom, laat mij u de herinneringen, verbonden aan
een enkel beeld, hetwelk op avonden als deze mij zoo
gedurig voor den geest komt, verhalen.
Het was in het jaar 1876 dat mijn vader de
taak werd opgedragen Neerlands eer op de noordelijke
kust van Sumatra te handhaven.
Militair in hart en zielhad hij die taak met vreugde
aanvaard en achtte hij t zich een geluk ook nu weer
zijne liefde voor 't Vaderland te kunnen bewijzen.
Gedurende dien tijd zijns levens leerde hij een
persoon kennen, die, hoewel in den ondergeschikten
rang van soldaat dienende, toch blijken gegeven had,
dat de eens gezworen eed van trouw hem heilig was.
Den naam van dien man wil ik u niet verzwijgen:
't was Henri Joseph Mainchiska, Europeesch fuselier
bij het Indische leger.
2