j
knie gezeten, mocht luisteren naar de vele gevaarlijke
krijgsavonturen waaraan zijn leven zoo rijk was.
Hoe schitterden zijne decoratiënmet hoeveel genoegen
en nieuwsgierigheid kon ik die betasten en bekijken,
alsof ik van de eereteekenen zelf had willen vernemen
waar en waarmede ze verdiend waren.
Steeds deelde hij in mijne kinderlijke vreugde. Was
er des Zondags muziek in den tuin van de woning
van den Gouverneur-Generaal, dan stelde ik er eene
eei e in naast Mainchiska te mogen loopenhij nam
mij mede naar zijne oude kameradenen daar te
midden van mannendie bloed en leven voor Neêrland
veil hadden en meer dan eens den dood onder 'toog
hadden gezien, gevoelde ik iets, dat zich niet beschrijven
laat, in mijne ziel opbruisen; het was alsof daar binnen
iets tinteldehet was de ontwakende zucht naar het
sêtre soldat".
Drie jaren waren over die dagen heengegaan; ook
ik had Indië verlaten en afscheid van Mainchiska
moeten nemen.
Dikwerf echter dachten wij nog aan den dapperen
soldaat, wiens levensgeschiedenis voor een gedeelte zoo
nauw met de onze was samengesmolten.
Het was een zonnige Julimorgen.
Wij zaten aan het ontbijt en spraken toevallig over
ons verblijf te Buitenzorg. Als van zelf kwam het
gesprek weder op Mainchiska, toen plotseling de bel
overging en wij aan de voordeur eene stem hoorden,
die ons allen eensklaps het hoofd deed oprichten. Een
zonderling voorgevoel maakte zich van mij meester.