®s 25 Ik snelde de gang inen jadaar stond hijMainchiska in eigen persoonIk ijlde op hem toeen beide zijne handen vattende, was ik slechts in staat een enkelen kreet te uiten: «Mainchiska!" Opgewonden leidde ik hem de woonkamer binnen. «Mainchiska" «mon général"waren de eenige woorden die weerklonken. Twee oude vrienden hadden elkaar teruggevonden. En Mainchiska? Nog zie ik hem daar staan. Zijne oogen schitterden van vreugde, en aanvankelijk kon zijn mond geen woorden vinden om de aandoening, aan welke hij ten prooi was, te uiten. Weldra echter werd hij kalmer, en na in ons midden plaats genomen te hebben, begon hij ons een en ander van zijne laatste dienstjaren te verhalen. Geestdrift straalde uit zijn oog, als hij sprak van het verlangenhetwelk bij hem steeds sterker en sterker geworden was, om «son général" weer te zien. Ook van onzen kant was er natuurlijk veel te ver tellen, en de morgen snelde voorbij eer wij er aan dachten. Het was een dag, dien ik nimmer zal vergeten! Zoo was Mainchiska dan weder in Holland. Dicht in onze nabijheid betrok hij eene eenvoudige woning, welke hij echter soms voor dagen verliet, ten einde l)ij ons zijn intrek te nemen. Het was nog altijd dezelfde trouwe soldaat van weleer en met een werkelijk benijdenswaardige opgeruimdheid schikte hij zich in zijne nieuwe levenswijze. -@J3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 243