f
j
26
Eene zaak echter mocht hem maar niet bevallen:
het was zijn gering pensioen.
«Je veux parler au roi", zoo hoorde ik hem op
zekeren morgen, dat hij de kamer mijns vaders binnen
trad zeggen.
Op het verzoek zich nader te verklaren, liet het
antwoord zich niet wachten. Het was weer de oude
klacht
«J'irai au palais du roi."
«La sentinelle ne te laisserait passer, Mainchiska!"
«Non?" zoo vroeg hij op eigenaardigen toon, «alors
je forcerai la sentinelle! J'ai bien parlé a Napoléon III,
ne pourrais-je parler au roi des Pays-Bas?"
En de oogen van den Franschman schoten vuur,
toen hij zoo sprak.
In zulke gevallendat wist mijn vaderdeed men
het verstandigst hem toe te geven; een paar dagen
later zag Mainchiska dan ook uit eigen beweging van
zijn voornemen af
Veel is er sedert dien tijd nog gebeurd.
De generaal is niet meer, en kort na diens dood
heeft Mainchiska ons verlaten, om in zeker dorp van
Noord-Brabant eene nieuwe woonplaats te vinden.
Eén dag in het jaar echter komt hij ons opzoeken
en het is dan voornamelijk naar dit plekje, lezer, dat
hij zoo gaarne zijne schreden richt, ten einde zich met
mij gezamenlijk nog eens Indië voor den geest te
roepen en te spreken over den gestorven generaal,
dien hij zoo innig vereerde
Dinjahoe.