31 De veste wordt omsingeld, De vijand stoot den kop, Maar eischt met luider stemme De veege schuilplaats op. Hij beukt met ram bij rammen De zwakke poort terneer, En ijlt de vesting binnen Met felgewette speer. Graaf Winfrieds zwaard geheven, Ofschoon reeds bot geschaard Werpt nog zoo menig krijger Voor eeuwig neer ter aard. Maar mag hij ook al kampen Met waren heldenmoed, Het doorgestoken pantser Wordt reeds gekleurd met bloed. De laatste van zijn knapen Heeft het gevaar bespeurd, En een van zijn bespringers Hem van het lijf gescheurd. Hij voert zijn matten meester Ver van den barigen strijd, Verdedigt 's ridders leven Spijt eigen veiligheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 249