34 Geen steen blijft meer getuigen Van 't wreede, snoode feit, Dat eng'len weenend grifden In 't boek der Eeuwigheid. En nog beweert de landman, Die hier zijn spa hanteert, Datals het booze weder In feilen storm verkeert Vaak tusschen dondervlagen Een luide kreet weerklinkt, Als van een dolend ruiter, Die in den afgrond zinkt. Het is de stem der wrake, Die door de stormen breekt Het is de stem des moord'naars, Die tot het nakroost spreekt. Becda. ft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 252