AAN P E P A.
Vrij naar A. DE MUSSET.
eg Pepaals de nachtwaak is gekomen
En moeder reeds uw voorhoofd heeft gekust
En half ontkleed, bij 't schijnsel van uw lampje,
Gij nederknielt en bidteer dat ge rust
Op 'tuur wanneer, met banger kloppend harte,
G'aan dwaze nachtgedachten toegang geeft,
En ziet, eer dat g'uw mutsje neer gaat leggen,
Wat onder 't bed zich soms verborgen heeft;
Wanneer reeds lang uw moede huisgenooten
Rondom u heen den slaap zijn ingegaan;
0 Pepita, bekoorlijk, dierbaar meisje,
Dan, liefste mijn, zeg mij, waar denkt gij aan?
Wie weet Misschien aan helden of heldinnen
Uit een of ander droevigen roman;
Aan alleswat de hoop zich kan doen denken
Maar werkelijkheid zoo wreed ontkennen kan