54
zou hebbendoemde als een angstverwekkend spook
beeld voor me op. Hoe zou ik Mien noemenjuffrouw
of Mien? Haastig slikte ik den naam in, zoodat het
een zoowel als het ander kon verstaan worden.
Frans redde me uit den brand door mijne hand te
drukkenen mij op een stoel tusschen Mevrouw en
hem-zelf te duwen. Nauwelijks was ik gezeten, of
Mevrouw overstelpte mij met vragen, en dan weer
eens aanbevelingen om mee te doen. Ik moest vooral
mijne sabel, die me zeker erg lastig was, afdoen en
mijne handschoenen uit wat hadden die stumpers
van cadetten toch een leven's zomers altijd met dikke
lederen handschoenen te moeten loopen Kasian!
maar waarom ging ik niet in dien fauteuil zitten
ik hoefde mij niet te geneeren en nu moest ik toch
wat meepikken. Niet? Maar dan toch een
kopjen koffie meedrinken jadaar hielp niets aan
Mien was al druk bezig mijn koffie klaar te maken
ik gebruikte zeker suiker en melk?Frans en Mien
moesten zeggen dat ze mijne «gulden" strepen opge
merkt hadden ik was meer dan bewonderenswaardig
nu ik sergeant was! ik moest vertellen of het mij
»nog altijd" beviel in Breda: kortom ik kon nauwelijks
tijd vinden om met mijne gedachten Mevrouw's woorden
te volgen en aan al hare wenken te voldoen.
Eindelijk leunde Mevrouw in haar stoel en zweeg
ze een oogenblikje, terwijl zij met een glimlach van
genoegen mijn geheele persoon monsterde.
Ik maakte van de weinige oogenblikken pauze gebruik
om mijn kopjen uit te drinkenen geheel onwille
keurig zag ik Mien aan.