f
65
«Hoe gaat het den heeren? Uitstekend hoop ik!
Ja wel, ja wel! kan ook niet anders in zoo'n hemelsche
stad met zoovele milliers van amusementen; met zoo'n
superb uitspanningsoord als Scheveningen Uitstekend
dus Is het gepermitteerd dat ik mij bij het gezel
schap voeg?"
«Natuurlijk! Van Paardenberg, 'tzal ons zelfs zeer
aangenaam zijn," sprak Frans met zoo'n staal gezicht,
dat ik ernstig voor eene poets vreesdedie hij onzen
vriend zou bakken.
Van Paardenberg boog nauw merkbaar, en zich
tusschen Frans en mij plaatsende, sprak hij:
«Gaan de heeren eene kleine promenade maken?
Het weer leent er zich uitstekend toe om een uitstapjen
in t Bosch te ondernemenof hebben de heeren andere
plannen?"
«We waren geheel planloos uitgegaan, Van Paarden
berg, antwoordde ik, «verschaf jij ons een kostlijk idee."
«Ik ben niet pedant genoeg om mijne idees voor
kostelijk uit te gevenmaar toch meen ik u zeer goed
te adviseerenindien ik een klein tochtjen om onze
schilderachtige vijvers proponeer. Wij kunnen dan,
na onze rentrée in de stad, onze schreden naar de
«Littéraire" (ieder ander zou de «Witte" «Witte" ge
noemd hebben Van Paardenberg niet) richtenom
daar onder het genot van een glaasjen port, of mogelijk
ook wel madera, van de vermoeienissen en de warmte
te reposeeren. Hoe vinden de heeren mijne idee?"
«En avant! ik approbeer je plan ten zeerste,"
sprak Frans met een bijna even gemaakt accent als
Van Paardenberg.
5