L
j
66
«En wat onderhield de heeren zoodanig bij mijne
komst? Ik zag onzen vriend Laanenbeeck ten minste
enthousiast zijn waarschijnlijk interessant discours met
gestes accompagneeren. Mag ik weten welk sujet de
materie van uw gesprek uitmaakte?"
«We hadden het over Indië, Indische toestanden,
zeden en gewoonten en nog meer dergelijke zaken,"
antwoordde Frans bijna ruw. Van Paardenberg kneep
zijne oogen half dicht, en bracht als onwillekeurig zijne
fijn geglaceerde linkerhand aan het oor.
«Oorpijn?" vroeg Frans op medelijdenden toon.
«0 neen! pardon! au contraire," sprak Van Paar
denberg met een ironisch glimlachjen om de lippen,
«mijn hoor-orgaan ving schrille dissonanten op".
«Stel je niet aan," fluisterde ik, half lachende.
«Aanstellen? ik begrijp je niet! enfin! Over
Indië was het dusdat".
«Ben je in Indië geboren, Van Paardenberg?" vroeg
Frans.
«Pardon! Goddank niet! c'est le pays des singes,
n'est ce pas?"
«Ga je er dan soms".
«Ah! mais non! monsieur Laanenbeeck, ik behoor
tot de cavalerie hier te lande," sprak Van Paardenberg
afgemeten
«Ach! dat is waar ook! vergeef mijn ongelukkig
geheugen."
«Zeer gaarne!"
«Maar wat bedoeldet ge dan met uwe woorden?"
«Ik bedoelde niets anders, dan dat ik Indië fameus
bestudeerd heb; ik heb alle goede werken, bronnen
voor de kennis van dat verre Insulindegeraadpleegd".
r