69 «Het verwondert ons dus niet, dat de geciviliseerde Franschman nooit zulk een land onderzocht, waar ver raad en walglijke tooneelen hem van alle kanten omringden. »Te meer nog zal hij nooit sympathie voor Indië ge voelen, daar vele inlandsche gewoonten ingang vonden bij den Europeaan, die naar Insulinde vertrok. Alles, alles levert den Franschman contrasten. Hoe zouden zijverwend de schoonstemeest melodieuze taal der wereld te hooren, zich ongelukkig gevoelen, indien zij zich in de taal der inlanders moesten uit drukken, eene taal, waarbij Engelsch en Duitsch prach tig zijn. Geen greintjen schoons is er in den inland- schen woordenschat; hij bevat dierlijke klanken, en verder bestaat hij uit een aantal neusgeluidendie eene aparte gymnastische oefening van dit orgaan eischen. «Zijn alle genoemde dingen reeds meer dan voldoende, om den Franschman slechts bij het hooren van den naam Indië eene koude rilling op het lijf te jagen enkele omstandigheden geven aan zijn afkeer, zijn horreur van Indië een overwegenden doorslagnamelijk het aantal insectenondierenmonstersdat Indië's lncht, aarde en water bevolkt. «Wil men eens zwemmen, dan dient men een gids mede te nemenanders risqueert men dat een kaaiman of in zee een haaimet één onzer ledematen gaat strijken; gaat men op eene onschuldige patrijzenjacht, dan mag men duchtig oppassen, dat ons een woeste tijger niet zelf opjaagt, doodt en opknabbelt. En niet alleen buitenook in huis ligt de dood voor onze voeten. Wanneer ge in uwe kamer loopt, en op iets

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 287