J 71 daarna geërgerd had aan de dwaasheden over Indië gedebiteerd, sprak op korreligen, luiden toon: «Zeg eens, kameraad! je voldoet aan alle eischen voor het lidmaatschap van de Vereeniging »Meerenberg." Je zijt natuurlijk reeds lid van de »Mon-cher-Club?" Van Paardenberg dacht, naar het scheen, diep na, en sprak toen ironisch: »Ik was genoodzaakt even na te denkenom de reden te ontdekkenwaaraan ik uwe complimenteuze woorden te danken heb maar ik kan ze wezenlijk niet vinden en daar ik geene aanleiding tot zulk eene onheusche bejegening heb ge geven en het u trouwens zeer onaangemaam moet zijn met een gek te wandelenscheiden onze wegen zich hier. 't Spijt mij enorm, ik had"... «Neen! neen! Van Paardenberg!" riep ik uit, «dat gaat niet"... «Dan verzoek ik den Heer Laanenbeeck beleefdelijk, doch dringend, mij niet meer woorden toe te voegen, als die, welke ik reeds van hem moest vernemen. Een tweedemaal zou ik maatregelen nemendie het ons totaal onmogelijk zouden maken aan één tafeltje in de Litté raire te zitten. Gij moet altijd bedenken, dat ik cadet der cavalerie benen dat wij cavaleristenzelfs onder onsniet het tiende part van de enorme quantiteit plat sarcasme, die gij tegen mij uitbulktet, zouden gebrui ken. We zijn gewend ook entre nous beleefdheidsvor men in acht te nemen." «Je hebt gelijk, Van Paardenberg!" riep Frans uit, thans kalm geworden, «ik ben ruw geweest ver geef het mij ik vraag je van harte pardon voor mijne beleediging neem je mijn excuus aan?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 289