J 81 troffen, dat, te broos voor gewelddadige aanrakingen, gebroken was. Mijn hart klopte niet meer onstui mig mijn oog zag haar niet meer. Ik zag slechts eene leege vlakte voor mezonder menschenzonder boomen. De grond was, evenals de lucht, met een dikken damp van eene hatelijk-gele kleur overdekt. Van tijd tot tijd meende ik ver in die vlakte een lichtend punt te onderscheidendoch steeds bleek ik me bedrogen te hebben de vlakte bleef een zaam. In één uur was alles doorworsteld. Ik zag in den spiegel en was dezelfde nogik hoorde geen zoetruischenden naam meer. Ik stak mijne pijp opnieuw aan, en als hield zij opium inzoo bracht zij mij na eiken trek meer en meer in mijn normalen toestand terug. Van nature was ik een vijand van half werk maar thans? Ik onderzocht niet of mijn hart geheel dood was voor het gevoel, dat ik onderdrukken moest. Alles, alles om mij heen vergat ik en 'klachte om het gevoel dat ik als eene kinderachtige inbeelding beschouwde. En spoorde mij in den aanvang eene inwendige stem ook aan om te onderzoeken of mijn hart niet slechts schijndood was zoo lachte ik om die waarschuwing. Allesallesvergat ikhelaas ook mijne ingeborene vrees voor al wat schijndood was. Ik borstelde mijn postiek af en begaf mij naar beneden. Naar mijne moeder zoekende, deed ik eene kamer- 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 299