82
deur opendoch zij was er niet. Ik wilde de deur juist
toetrekken, toen een: »Haï! haï!" mijne aandacht
trok. Het was als een kluchtige noodkreet, dat haï
haï!" en ik wist, dat er maar één persoon mij met
dien noodkreet aanriep die ééne was mijn academie
vriend Jan van Soltendaem.
Haastig liet ik den deurknop los en stapte voor
waarts, waardoor ik hem in een stoel gedoken voor
het raam zag zitten.
Haïhaï!" riep hij nogmaals, mij de hand gevende.
«Negeer jij je bezoekers altijd? Of is dat eene speciale
verrassing voor mij
«Dat weet je beter, Jan!" lachte ik, «maar heb je
lang gewacht excuseer mij, dat ik niet dadelijk te
voorschijn kwam, maar"...
«Ik ben hier nog geen twee minuten, en de meid
heeft me als ouden kennis naar boven gezonden
maar potsblitz! wat ben je bleek!"
«Bleek?" mompelde ik, «kom! je verbeeld het je
maar. Ik voel niets bijzonders."
Het begon me reeds weder in de ooren te suizen,
nog wel zacht, maar toch hoorbaar, en ik zag die uit
gebreide vlakte, met al die dampen van zoo even
en ik dacht aan mijne vrees voor schijndooden.
«Niets bijzonders?" vroeg Janmij fixeerende, «nu!
je bleekheid is in alle gevallen geene verbeelding van
me! Te veel gerookt misschien?" voegde hij er
lachend bij.
«Dat kon zijn," sprak ik, met eenige mislukte
pogingen tot lachen.
Ik was bang dat Jan verder zou vragenen zei
<r