87
wondering van zijne uniform en, laten wij het zeggen,
van zijne gestalte, als eene rechtmatige hulde op.
Spoedig echter verveelde het hem toch. Hij pruttelde
ten minste ettelijke woorden, waarvan ik, doordien
twee postiekers hem van mij scheiddenniets verstond
dan: «Zure lui," «nooit een cadet gezien," enz.
Dan ving hij een gesprek aan met zijn buurman,
iemand van 22 a 23 jaar, zóó netjes in de kleeren,
dat ik hem voor een klerk of een kleermaker hield.
Het jongemensch had reeds eenige malen, door Jan
van het hoofd tot de voeten op te nemen, getracht te
zeggen: «Wat doe jij hier, onmogelijke hansworst?"
En Jandie alles zagal liet hij het niet merken
had besloten wraak te nemendat zag ik aan zijn
staal gezicht. Geen minuut later dan ook zag ik een
hoogroode kleur het gelaat van Jan's buurman bedekken
terwijl de omstaande passagiers heimelijk gierden van
het lachen. Tegelijk keek Jan op, en knipte mij een
oogjen toe.
Den geheelen weg over was Jan in druk gesprek
met zijn buurman, die door iemand, welke hem zoo
klaarblijkelijk stelselmatig voor den gek hield als Jan,
te beantwoordengenoegzaam toondedat zijn keurig
pakjen geene juiste maatstaf voor zijne beschaving, zijne
ontwikkeling kon opleveren. Te Scheveningen gekomen
boog het tweetal diep voor elkaar, en haastig greep
Jan mijn arm.
«Zeg eens, ouwe jongen!" riep ik uit, «houd je in
't vervolg wat kalm op den stoomtram!"
«Och kom! 'k was zoo kalm als altijd. Ik heb dat
brutale manneken slechts den raad gegeven om acht uur