97 HOOFDSTUK III. Het bal. Eindelijk was de 6de Augustus aangebroken. Na mijne eerste visite had ik de familie Laanenbeeck verscheidene malen bezocht, maar meestal in gezelschap van Van Paardenberg. Deze had me den Zondag na het tochtjen naar Scheveningen reeds met een van vreugde stralend gelaat verteld, dat die goede Laanenbeeck hem voor den 6den Augustus geïnviteerd had. Hij had onmid dellijk informatiën ingewonnen omtrent de genoodigden, en er waren velen bij die hij min of meer kende. Hij stelde zich onuitsprekelijk veel genoegen van den 6den voor nu, daar had hij gelijk in. Ik deed het immers zelf, ofschoon ik niet zorgeloos vroolijk aan dien avond kon denken. 't Was dus eindelijk 6 Augustus. Jan van Soltendaem vond het aangenamer met mijne moeder en mij dan alléén te gaan, en klokslag zeven uur was hij bij ons. Daar mama nog niet binnen wasen ik mijom een Van Soltendaemer-uitdrukking te bezigennog moest «optuigenstapten wij beiden naar mijn kamertjen. Jan hielp me zooveel hij kon, om als «meer dan keurig net mensch" ter soirée te verschijnen. Ofschoon ik het hem afried, stak hij eene sigarette open toen ik hem er op weesdat hij onmogelijk berookt en besmookt in damesgezelschap kon toeven toonde hij mij een doosje cachou-pillen en een flacon eau-de-cologne. 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 315