t J 101 »De mijne Van Soltendaem." Wederkeerige buigingen en «zeer aangenaaid-betui gingen. «Ik vermoedde reeds wie ge waart. Onze vriend Laenenbeeck heeft me meer dan eens van u gesproken. U is immers een zijner oudste vrienden, Mijnheer Den Ouwe?" Ik gaf een toestemmend antwoord. «Excuseert mij even, Heeren. Ge ziet dat ik als commissaris de gewichtige taak te volbrengen heb balboekjes uit te deelenik moet nog bij enkele heeren zijn en kom u dan weder spreken. Zijt ge reeds voorgesteld? Niet? Tot straks dus." Hij ging verder, en maakte hier en daar een praatje; toch was hij binnen vijf minuten bij ons terug, en volgens zijne belofte leidde hij ons de geheele zaal rond, ons aan ieder der genoodigden voorstellende. Na aan de oudere invités voorgesteld te zijnbracht hij ons bij de jonge dames, waarvan velen reeds in druk discours met hare cavaliers waren. Zoo voerde onze weg ook naar Mien, die nog altijd met Lily sprak. «De Heeren Van Soltendaem en Den Ouwe; Juffrouw Laanenbeeck en Juffrouw Groeninks". We bogen beiden diep; ik durfde bijna niet tot Mien opzienmaar het moest ik móest haar nog eene vraag doen, die ik steeds uitgesteld had, namelijk of Frans zijne belofte gehouden en twee dansen voor me gevraagd had. Met inspanning sprak ik tot haar: «Mien! ik maak van de eerste gelegenheid, die zich daartoe aanbiedt, gebruik, om tot u een verzoek

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 319