104 samen in Brussel doorgebrachtaan hunne eigenaardige kennismaking. Van Paardenberg putte zijn speechtalent uitom den glimlach op Mien's gezichtjen telkens weder in een lieven behoorlijken lach te doen overgaan. Ik trad een paar passen achteruit, en tuurde rond. Ik zag hoe mijn uniform tal van blikken op mij gevestigd hieldzag tevenshoe ik daar stond te mid den van keur van allerliefste jonge dames, die allen met haar balboekjes speelden en lachten en snapten. Ik had er niet aan gedacht dansen te vragendoch mij geweld aandoende, sprak ik eene jonge dame aan, een tenger meisje van hoogstens 19 jaren, die zoo allerliefst glimlachte, dat ik bij haar mijne vragen naar een dans opende. Ze was nog geen vijf minuten in de zaalen daaraan was het dan ook te danken dat ik dans N°. 1 kreeg. Ik boog, en wendde mij om ik bevond me slechts op korten afstand van eene andere jonge dame wie ik weder een dans afsmeekte; ook zij willigde mijn verzoek in. Toen ik van haar wegging zag ik de oogen van den hoofdofficierdie vóór ons binnengekomen was, vriendelijk op ons gericht; zeker was die jonge dame zijne dochter. Mijn vermoeden werd ver sterkt toen ik haar naar den hoofdofficier zag omzien. De jonge dame stak ongemerkt drie vingers op. Ik zag het, toen ze haar waaier een weinig te vroeg wegtrok. »Drie," dacht ik, »wat zou dat beduiden?" Ze had meer dan drie dansen; ik had slechts een der aller laatste kunnen verkrijgen. Ik begreep hare bedoeling niet, en daarom juist intrigeerde zij mij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 322