t
*8®
107
Maar we werden menschen en vrij wèl volgden
wij de inconsequente wetten der samenleving. We
spraken als eenvoudige kennissen tot elkander schijn
baar ten minste.
Schijnbaar, zei ik want, hoe hecht ik mijne
intenties om neutraal te blijven ook waande, bleken
zij het alles behalve te zijn. Ik kón niet nalaten op
vroeger tijden terug te komenik móest even de
heerlijke oogenblikkendie wij in elkaar's bijzijn door
gebracht hadden, aanstippen. Nog eens riep ik de
gebeurtenissen, die ons tóen, in die kinderjaren, het
gewichtigst voorgekomen waren in het geheugen terug.
Ik deed het onwillekeurig, te zwak als ik was, om
aan den drang van mijn hart weerstand te bieden
en Mien liep stilzwijgend naast mij voort, terwijl zij
op mijne vragen, of zij zich dit of dat voorval nog
herinnerde, glimlachend knikte, en naar mij opzag.
Alles om mij heen vergat ik geheel dacht ik me
in die overgelukkige tijden terug. Ik stelde mij Mien
voor, zooals zij er in hare kinderjaren uitzag, en toen
ik haar met de tegenwoordige Mien vergeleek, jubelde
mijn hart van geluk, dat ik haar zoo van nabij en
voortdurend kon aanschouwen.
ft Praat niet zoo enthousiast, Johanwe zijn
de meestergasten weten niet, dat wij elkander uit
onze kinderjaren kennen, en"...
ft Je hebt gelijk, Mien," antwoordde ik, »maar het
doet mij zoo innig goed over dien ouden tijd te spreken
verveel ik je misschien?"
ftJo," sprak Mien, terwijl ze me een verwijtenden
blik toewierp; Jo, had ze gezegd eindelijk;
<§0