t
J
113
heid moeten verkrijgendat ik Mien liefhadondanks
allen gestreden zielenstrijdthans gevoelde ik, dat de
kracht mij ontbrak het geheim mijner liefde in mijn
binnenste te bewaren.
Onwillekeurig legde ik mijne linkerhand op die van
Mienen zóó zachtdat ik het zelf nauwelijks ver
stond, fluisterde ik: »Mien!"
Haastig keek Mien opze zag me éénéén enkel
oogenblik slechtsaandoch dan sloeg ze de oogen
neer, terwijl een diepe blos op hare wangen, en het
sidderen van hare hand, bewezen, dat ze den blik,
waarmede ik haar aanzag, begrepen had. Juist wilde
ik in woorden vertellen wat mijne oogen haar reeds
medegedeeld hadden toen ik iemand op gedempten
toon hoorde spreken.
Doodstil traden we terug in de schaduw van een
paar groote kastanjes.
«Maar, mon Dieu! maak me niet wanhopend; weet
ge dan niemand niemand, die mij een dans met
haar zou willen afstaan? 0! bedenk je goed, Van
Soltendaem, 'tzou terrible, vreeslijk, écrasant zijn!
ik, die smoorlijk op haar gecharmeerd ben, zou niet
eens één dans van haar kunnen krijgen; ik zou geene
enkele gelegenheid kunnen vinden om één woord tot
haar te richten0wreedfunest noodlot
Maar weet gij dan niemand, niemand?"
«Waarlijk, ik weet niemand; ofschoon... mis
schien zou Den Ouwe wel". sprak eene andere stem
die aan niemand anders dan aan Van Soltendaem
kon behooren.
Sstspreek in 's hemelsnaam niet zoo fameus over
luid; men zou ons kunnen hooren".
8