J 114 «Enfin,sprak Jan zachter, «Den Ouwe is de eenige die Juffrouw Laanenbeeck goed kent, en je dus een dans zou kunnen afstaan". Mien had hare oogen neergeslagen, maar was even als ik doodstil blijven staan, en onwillekeurig had ze met ingehouden adem geluisterd; doch na de laatste woorden van Van Soltendaem had ze mij even smeekend aangezien, en fluisterend zeide zij: «Laat ons naar binnengaan; ik verzoek het je dringend, Johan." «Mien! blijf even ik wilde". «In 's hemelsnaamJohan! spreek niet verder... laat ons gaan! Ik ben hier reeds veel te lang ge bleven, Johan! ik bid je". «Een paar woorden slechts Mien mijn engel". «Zwijg! geen woord verder als je me niet naar binnen wilt brengenga ik alleenmaar hier blijf ik niet langer," sprak Mien, terwijl zij hare hand uit de mijne losmaakte. Ik volgde Miendie mijne woorden niet had willen aanhooren, terwijl ik in stilte Van Paardenbèrg ver- wenschte. Haastig trad Mien de balzaal weder binnen en toen zij hier haar doek afdeed, zag ik hoe een diepe blos haar gelaat bedekte. In de zaal was niemand te zien. «Mien! indien gij boos zijt" «Praten wij niet meer over het voorgevallene, Johan! Één verzoek nog het laatste, dat ik je vragen zal eisch niet van mijdat ik den cotillon met je dans Heusch, Jo ik kan het niet." Geen zweem van kwaadheid lag er in hare stem integendeel klonk zij iets of wat weemoedig, dacht mij. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 332