C
122
je van harte. Zoo'n klein ding brengt me een eer
waardig cadettenhoofd op hol die kleine Mien
allergrappigst! Ik kan me haar niet geëngageerd voor
stellen. Nogmaals van harte geluk, aanstaande
heer zwager."
«Insgelijks, Frans ik heb gisteren met Lily kennis
gemaakt, en van harte wensch ik je geluk met het
verkrijgen van haar jawoord"
«Niet waar, Johan? Maar je hebt de wedden
schap gewonnenjou geheim was mysterieuzer dan
het mijne nóóit zou ik vermoed hebben, dat je op
Mien verliefd waart," lachte Frans, nog eens mijne
hand drukkende. «Maar kijk eens! daar komen Jan
van Soltendaem en Van Paardenberg. Komt er bij mijne
heeren," riep Frans den aankomenden toe. «Deksels!
wat ziet ons fatjen er mistroostig uit."
Een oogenblik later stapte ons tweetal met een:
«morgen! morgen!" binnen. Ik zag thans ook, dat
Van Paardenberg er neerslachtig uitzag; zijne oogen
stonden flets, zijne wangen waren bleek en loom,
onverschillig gaf hij ons de hand.
«Scheelt er wat aan Van Paardenberg? Ben je zóó
doodaf van het dansen?" vroeg Frans.
«Och neen!" antwoordde Van Paardenberg lusteloos,
zóó lusteloos zelfsdat hij zijn gemaakt accent vergat
«ik ben landerig ik zou je niet kunnen zeggen
waarom
Arme kerel! ik wist wel degelijk waarom hij zoo
terneergeslagen was.
Frans en Van Soltendaem dronken elkander vroolijk
klinkend toe. Van Paardenberg echter wilde niets