t J 130 hart mijn hoofd neêrleggen geen kwellende «Sehn- sucht'' naar of angst voor betrekkingen zullen me de laatste oogenblikken zwaar maken. Zie je luitjes, ik ben zoo beklagenswaardig nog niet." Van Soltendaem lachte hij wilde zich ruw, ge voelloos voordoen, maar juist die schijnbaar ruwe woorden lieten ons een hart zien, dat trouw was, en eerlijk, en vol kiesch gevoel. «Ik heb geene ouders meer," had hij schijnbaar luchtig gezegd, maar zijne zware stem had gebeefd bij die woordenzij had smarttonen geuit, die ons de tranen in de oogen drongen. Wat een tevreden goede ziel was die Van Solten daem! «Ik ben zoo beklagenswaardig nog niet," had hij gezegd. Arme kerel! Hoe overgroot kwam mij mijn eigen geluk voor; wat was ik niet in alle opzichten gelukkiger dan Jan ik had eene moeder 'k had eene geliefde, die menigmaal aan mij zou denken dat bezat ik meer dan hij evenals hij had ik een heiligen eerbied voor onze driekleur. Van Paardenberg zweeg. Ik meen, dat in zijn hart ook zoo wat eene vergelijking werd gemaakt tusschen zijn toestand en dien van Van Soltendaemen ik vermoed, dat hij door die vergelijking eene nauwelijks genezen wonde pijnlijk hard openreet. Hij dook ten minste in zijn hoekjen weg en drukte zijne pet diep over de oogen. Wat kon mijn Amor toch veel meer dan die van Van Soltendaem! Van Paardenberg had heelemaal geen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 348