131 Amor en zou langzamerhand dien Van Soltendaem tot den zijnen moeten kiezen. Wat eene gewichtige periode mijns levens bevatteden de Augustus-dagen van mijn laatste cadetten-verlof. De belangrijkste tooneelen kwamen mij voor den geestde ééne scène volgde de andere open de meesten mijner gedachten waren wel in staat mij aan genaam te stemmen. Eén vizioen wilde niet verdwijnen dat droom beeld schilderde mij levendig een engelachtig, tevreden meisjeskopjenmet groote zacht-donkere oogen; een fijn gebogen neusjeneen allerliefst mondje; donkere, golvende lokkeno't was een bekoorlijk gezichtjen. Een stralenkrans omgaf het, en te midden van die stralen zag ik vier lichtgevende letteren, die samen den naam: »Mien" vormden. Soms tuurde het kopjen op een geëmailleerd kruis, dat eene hand heur voor hield en hare lippen kusten vol eerbied de woorden die op de takken van het kruis geschreven stonden of de gekroonde W van de medaille. Schoon en lieflijk was mij het vizioendat mijne beide idealen vereenigde. Dan kwam me plotseling een ander beeld voor het innerlijk oog, en het zuchtend geknars van den trein leek mij eene marche funèbre ik zag twee jonge lieden cadetten, fier, trotsch, die vroolijk in de Haagsche straten rondliepenik zag hen weer terug in mij onbekende strekenwaar zij aan het hoofd van een detachement infanterie en eene patrouille cavalerie hunne manschappen in de schaduw van eenige palm- boomen lieten rusten, terwijl zij-zelf, op den top eens heuvelsvoor de algemeene veiligheid waaktenen ik

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 349