133 En toen het vrouwtje even wegging, nadat zij den heeren aanbevolen had hare kinderen in 's hemels naam niet te laten vallen, spraken twee der jonge militairen: «Kerel! wat leeft ge hier toch benijdens waardig gelukkig." «Mijn geluk zij het uwe," sprak de derde, «komt hier naar het gesnap mijner kleinen luisteren, zooveel ge wilt, komt hier eiken dag dineeren kortom, leeft met en bij me onder de zorgen van mijn lief vrouwtjedan spreken we iederen avond van den Haag; en ik zal het dan dikwijls genoeg over den 6den Augustus van ons laatste Academiejaar heb ben." «Den 6den Augustus? Wat voor bataille werd er toen geleverd?" bromde een zwaar gekneveld luitenant der infanterie. «Dat weet Van Paardenberg zich nog wel te herinneren, ja?" antwoordde de eerste spreker. «Zeker," lachte Van Paardenberg, op zijne borst ziende, «ik zelf werd er bij gedood... en jij, Den Ouwe, kreegt Mien." «O zoo!" sprak de infan terist, «je meent dien bal-avond bij de familie van je vrouwtje?" «Ja, juist." Rrrrt! daar stond de trein te Breda stil. Ik weet wèl, dat in de eerste weken drie cadetten voortdurend over den Haag spraken en dat zij druk correspondeerden met een Hagenaarwiens brieven altijd onder uitbundig gelach te zamen gelezen werden. Als ik goed ingelicht ben, weet ik óók, dat één van de drie voor zich-zelf nog brieven uit den Haag ont vangt, en naar mèn beweert zijn die letteren van een meisje diè brieven worden nooit door de beide anderen gelezen. Het gerucht, als zou de afzender van die laatste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 351