j
163
Laura. Heerlijk weer?... Het sneeuwt!... en dan
nog ge kunt me zoo maar niet binnen vijf
minuten verlaten na vijf jaren weg te zijn ge
weest een bloedverwanteen oud vriendEn
bovendien hebt ge niet gedineerd Waar denkt
ge dat te doen?
Henri. Ochnichteen reiziger zooals ik
Laura. Gekheid! een reiziger dineert even goed als
ieder ander mensch. Blijf bij mij eten, ik zal u
daarna naar het station doen brengen ik dineer
vandaag juist alleen Oom houdt zijne kamer
en ge zietik heb hier in deze kamer laten dekken
daar de eetzaal mij te koud was.
Henri. Wel, of ge gelijk hebt.
Laura. Welnublijf dange zult er een liefde
werk mede verrichten.
Henri. In dal geval, nicht! gedurende dezen dialoog
slaat hij haar met aandacht gade).
Dezelfden, Pierre [de soep opbrengende).
Laura. En dus het is afgesproken niet waar
Pierrebreng nog een couvert voor Mijnheer d'Albret
[zij fluistert Pierre iets in, vervolgens tot Henrï): gij
zult mij van uwe reizenik zal u van mijn leed
vertellen.... Ga hier eens zitten [ze zetten zich aan
de kleine tafel).
Pierre [na zijne meesteres bediend te hebbenbiedt Henri
een bord soep aan\ op somberen toon). Julienne?
DERDE TOONEEL.