J
165
Laura glimlachendeGij hieldt er van
Henri. Ik aanbad ze, helaas! (ze lachen beiden zachtjes.
Pierre komt binnen, ze hernemen een ernstig uiterlijk
en den somberen toon).
Pierre. Houtsnippen?
Henri. GaarneIn die dagen kendet gij nog geen
leednichtgelukkig kan men niet vooruitzien in
de toekomst.
Laura. Ach jagelukkig niet
Henri. Hoe goed, dat de Voorzienigheid onze toekomst
voor ons verborgen heeft gehoudenware dat
niet zoo, men zou van niets genieten.
Laura. 0! er zou volstrekt geen genot voor ons zijn
weggelegd
Henri. Want ontegenzeggelijk moet het hart bij het
toenemen der jaren kouder worden
Laura. Of breken.... o! zeker.
Pierre. Patrijzen in gelei? Salade?
Henri. Volgaarne. Pierre af.)
Laura (hare stem verheffende). A propos! van ver
andering gesproken; gij, neef, gij zijt erg veranderd!
gij zijt haast niet meer te herkennen.
Henri. Haast niet meer te herkennen? h'm!... en in
welk opzicht
Laura Wel vroeger ik mag het je nu wel
zeggen? vroeger hadt ge wel wat veel het air
van een geleerde, ge waart een beetje linksch,
wat stijf
Henri. Uw kamenier meende: wat groen!
Laura. Wat!... heeft ze u dat gezegd?
Henri. Zij zeide mijdat ik het minder was dan
r