j
169
Laura. Maar met uw verlof!
Henri. Njen, volstrekt niet... ze schenen u zelfs
belachelijk toe daarbij zonder dat ge zoo
schoon waart als nu, waart gij het reeds in hooge
mate ik was leelijkalledaagschonhandig
Laura. 0! neef dat waart ge niet!
Henri. Ge hebt het mij zoo even nog gezegd.
Laura. Neenik heb alleen gezegddat ge toen
dat ge in die dagen een beetje bedeesd, een beetje
gauche waartzooals alle verliefden
Henri. En Gaston dan? Hij was niet gaucheniet
bedeesd en ik onderstel, dat hij toch even ver
liefd was als ik.
Laura zacht tot zich-zelf). Dat is de vraag.
Henri. En daar zijne deugden zoo goed pasten bij de
uwe.
Laura. Betrekkelijk.
Henri zich opwindende). Wat betrekkelijk?... Er
heerschte eene volkomene overeenstemming tusschen
u beiden Hij, vóór alles een man van de wereld
sierlijk en goed gebouwd, een uitstekend ruiter,
goed danseur, evenals gij dag en nacht vol van
de wereldsche vermaken, van de feesten buitens
huis Hij was waarlijk waard daarop aan uwe
zijde te verschijnen Gij hadt geheel dezelfde op
vatting van het levendenzelfden smaakdezelfde
eigenschappendezelfde verrukkelijke gebreken
En als ik u beiden in mijne eenzame tent voor
mijne verbeelding opriep... als ik u zag, aan
eikaars zijde in de Acacialaan galoppeerendeof tot
het krieken van den dag in een heerlijken cotillon