183 De oostenwind jaagt u De sneeuw in 'tgelaat, Totdat ge verlaten Aan 't eind eenmaal staat. Dan storten de rotsen Al dond'rend ineen, En vullen den afgrond Met puin en met steen, Een bloemenzee breidt zich Al geurende uit, Wijl 't oog van den sterv'ling Zich dankende sluit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 401