192
Met oogen stralende van blijdschap beantwoordde
zij zijn eerbiedigen groet, en drukte hem met warmte
de hand met de woorden
«Goddank, dat ik u wedervind, want de gedachte,
dat gij mij van ondankbaarheid zoudt beschuldigen
heeft mij in de laatste maanden veel doen lijden.
«Toen ik mijn vader vertelde, hoe mijn oom jegens
u gehandeld hadwas hij buiten zich-zelven van woede,
en heeft hij al het mogelijke gedaan u weder te vin
den. O, hadden wij slechts geweten, dat gij in de
residentie waart."
«Maar, Mejuffrouw," viel Hardman haar in de rede,
«gij spreekt steeds van dankbaarheid, alsof niet ieder
een zou getracht hebben een zoo dierbaar leven te
redden."
Vragend glimlachend zag hij haar aan. Het verlegen
blosjedoor deze vleierij op hare wangen getooverd
stond haar zoo lief en maakte haar zoo aantrekkelijk,
dat Hardman haar vol bewondering bleef aanstaren.
Hare verwarring nam toeen verlegen sloeg zij de
oogen neertoen Hardman weder het woord nam en
zeide
«Mejuffrouw, hadt gij nu werkelijk gedacht, na de
wijzewaarop wij afscheid namendat ik u ooit iets
zou kunnen of zou willen verwijten Neennu gij
zoo iets kunt denken, wil ik u ook alles zeggen.
«Ik wist niet, dat hij, die met u in het bootje zat,
niet uw vader wasen daarom zocht ik een uitweg
om u niet naar huis te vergezellenwant gij zelf hebt
daar zoo even gezegd, dat het gedrag van uw oom
ondankbaar was. Daarom liet ik ook na wat mij
4