J «s- 204 Droomerig liep zij op een avond langs een binnen weg over een der weiden, zoodat zij niet bemerkt had, dat iemand haar te gemoet kwam. Toen nog slechts enkele schreden haar van den vreemdeling scheidden, keek zij op en het scheelde weinig, of met een kreet van blijdschap ware zij hem te gemoet gesneld, want die persoon was niemand anders dan Hardman. Bijtijds echter bedacht zij zichen blozendde oogen ter neêr geslagen bleef zij staan. Eerbiedig groetend naderde hij haar, en zeide »Wilhelmina, wij mogen toch elkander niet zoo, zonder een woord te sprekenvoorbijgaandaartoe hebben wij te veel samen doorleefd." En toen zij het antwoord hierop schuldig bleef en de tranen haar in de oogen sprongenvoegde hij er bij Wilhelmaheb ik u beleedigdhebt gij geen enkel woord over voor hem, die alles, zijne betrekking en zijne vrienden verliet om ten minste in uwe nabijheid te kunnen zijn? O! ik smeek u, zie mij ten minste aanopdat ik in uwe oogen de reden van uw smartelijk weenen kan lezen, opdat ik zal kunnen weten of gij verstoord op mij zijt, nu ik u naar Trekvliet gevolgd ben. Maar waarlijk," ging hij in vervoering voort, «zonder u kan ik niet leven, zonder u is er geen geluk meer voor mij op aarde. »Ik herinner mij ons laatste gesprek en de belofte, die ik u toen gedaan heb. «Maar, niet waar, in die belofte ligt toch niet op gesloten, dat ik u niet meer mag zien, dat ik niet met u in eenzelfde plaats mag wonen? r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 422