j
208
gende, fluisterde zij haren vader toe: Hardman is
hier ontvanger in Trekvliet, ik heb hem laten roepen."
Ondersteund door Wilhelmina richtte kolonel Greeman
zich in zijn bed op en zeide: »Daar ben ik blijde om,
want eene inwendige stem verwijt mijdat ik hem
slecht behandeld heb. Zeg mij toch, kindlief! wat er
in mijne ziekte is voorgevallenwant ik herinner mij
niets meer."
Nu Wilhelmina geheel overtuigd wasdat haar vader
niet ijldevertelde zij hem kalm en met tusschenpoozen
alles, wat er sedert dien vreeselijken November-avond
gebeurd was Dit herinnerde hij zich nogzij het dan
ook flauw.
Vermoeid zonk hij in de kussens terugeen koortsige
gloed blonk in zijne oogenen een hooge blos bedekte
zijn gelaat, terwijl hij met moeite ademhaalde.
Toen Wilhelmina zich ongerust over hem heen boog,
en hem een kus gaf, glimlachte hij even en zeide toen
met diepen ernst in zijne stem:
«Wilhelmina, gij weet zelf hoe lief ik u gehad heb,
hoezeer ik mijn best heb gedaan u het leven te ver
aangenamen. Bedenk dit straks als ik u, in het bij
zijn van Hardmaneen klein gedeelte mijner levens
geschiedenis zal verhalenbedenk dan kindliefdat ik
toch altijd uw vader blijf en vloek mijne nagedachtenis
niet. Mijne nagedachtenis, zeg ik, want ik gevoel,
datzoo ik nog den tijd heb u alles te vertellenwat
de goede God geveik het zeker toch niet lang meer
zal maken. Ik gevoel toch, dat er inwendig iets is,
dat mijne kracht sloopt.
Luid snikkend legde Wilhelmina haar hoofd naast
dat haars vaders op het kussen en streelde zijn gelaat.
r