&VQDOSINDB UUHBlEr« Is soms een meisje, teer en fijn, Mij hier of daar ontmoet, En vriendlijk mij in de oogen ziet, Dan kookt en ziedt mijn bloed. Dan vloek ik haar, heur lichtblond hoofd, Heur later levenslot, Want wie ooit lief mij aan kan zien Die drijft met mij den spot. Draak. Zijt gij nog zoo lief en schoon En zoo goed, zoo rein, Toch wou ik, mijn liefste kind, In uw plaats niet zijn. 'k Deed het zelfs niet voor een kus Meisje, liefste mijn; Want dan kon ik, dierbaar kind, Niet uw minnaar zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 441