J 225 dood onverschrokken onder 't oog zagenwaar het gold nw eer te handhavendoe dit nu althans Volg mij naar Sumatra's Noordkust, naar Kota Radja en de landstreken daaromheen gelegen. De gronden met Hollandsch bloed gedrenktboezemen u immers vrees noch afkeer in Ziet ge ginds die begraafplaats, bezaaid met een voudige houten kruisen? Bezie zulk een kruis. Een granaat en een naam zijn 't eenige sieraad er van. Prent u die namen in 't geheugen. Zijdie ze droegen waren personenwier streven niet' bestond in 't behalen van roem en eer neen moed en trouw liefde tot hun vaandel en 't onze vormden hun eenige drijfveer. In de ontzielde lichamen, door dien grond bedekt, klopten eenmaal harten onder de soldatenjaseene kleedingniet zoo kostbaar als de uweoch neen die maakt ook niets uit immers waar de uiting van vaderlandsliefde zóó machtig, zóó grootsch, zóó treffend schoon is, als bij in Atjeh gesneefde soldaten- - daar zien wij niet naar de hoedanigheid van plunjes: we achten de mannen, die zich als edelen, als helden gedroegen, ook in hunne eenvoudige soldatenjas, hoog. Nogmaals, onthoud die namen uw leven lang. Volg mij bullen den Kraton. Hier ontwaart ge zelfs geen kruisen. Doch ziet gij ginds dien breedgetakten woudreus? Daar, in zijne schaduw, ligt een man be graven, die, het voorhoofd met doodszweet ompareldr verminktmaar de vlag van 't dierbare Nederland in de bijna krachtelooze vuist geklemd, neerzeeg, terwijl hij met eene reutelende stem de woorden: «Goddank! de eer gered!" uitbracht. 15 r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 447