*1 J 227 krijgsmakker hem ontrukt wordt. Die tranengestort op het graf van zijn gesneefden wapenbroeder, ze zijn teekenen, bewijzen van de vriendschap, de waardee ring, de hooge achting, het dikwijls teeder gevoel, dat de eene soldaat voor den ander in 't harte draagt doch dat zijn militair gevoel hem verbiedt op eenig ander tijdstip te uiten. Plechtig stil is alles. De zon daalt ter kimme een officier treedt naast den kuil. VaarwelJan Willems," zijn de eenige woorden, welke hij op doffen toon spreekt. De massa in dundoek gewikkeld wordt langzaam nedergelatende touwen doen een akelig somber geluid hooren. Een salvo weerklinkt en terwijl in een volgend oogenblik de geweren gepresenteerd worden, rollen de omliggende bergen de echo der schoten terugde boschwind ruischt over de vlakte het heerlijkste »Ave," de geheele natuur schijnt den krijger een huivering wekkend: »Uw asch ruste in vrede," toe te fluisteren. Kom, verlaten wij deze plaats; richt met mij uwe schreden naar gindsche palmboomen. Alles om u heen draagt het kenmerk, dat hier kort geleden een hevig gevecht woedde; wellicht vinden wij onder die op den bodem uitgestrekte mannen er nog een, wien wij zijne laatste oogenblikken verlichten kunnen Hier is het eerste slachtoffer, Op zijn gelaat is de pijn, welke hij geleden heeft, niet te lezen de gebroken blik uit het eenmaal heldere oog is naar het blauw boven hem gericht, een glim- <r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 449