t
j
231
geest komen, zeg niet dat dergelijke tooneelen van
wee en ellende u onverschillig laten. Het zou een
leugen zijn!
Ik ben er van overtuigd, dat telkens als de inare
van eene nieuw bevochten zege tot u komt, uwe ziel
trilt bij de gedachte, dat tevens daardoor Nederland
weder een stap nader gekomen is tot het ééne groote
doel: »het einde van den oorlog!"
Diepe eerbied bezielt u, wanneer ge denkt aan de
heldenmet wier bloed die overwinningen bezegeld
werdenhunne nagedachtenis is u heilig. Eene stem
doet zich in uw binnenste hooren, welke u dwingt
dien gevallen wapenbroeders hulde te brengen.
De ruimte in uwe borst is te eng voor die stem.
Welnu dan! Zij bane zich een uitweg, en een don
derend: «Leve het Indische Leger," bruise omhoog!
Dat die kreet doordringe tot in de wouden van
Insulinde, en duizend-, duizendmaal weerklinke langs
beemd en berg!
Het bloed zal de aderen der krijgers sneller door
stroomen, een dankbare blik, een handgroet wordt u
toegeworpenen hoog boven het geheele leger daar
ginds zal een enkele luide kreet opgaan: «Leve het
Cadettencorps
Mon idéal cité.