IC
Ieder officier en adjudant-onderofficier, behoorende
tot het leger te velde, moet zich reeds in vredestijd
voorzien van een koffer hout of leder) volgens het
voorgeschreven model, tot het medevoeren van zijn
bagage.
De officierskoffers tot bagage- of compagnieskar
moeten zijn uitwendig: lang 0,680, breed 0,305 en
hoog 0,295 M., zonder eenig uitstekend beslag. Die
tot bagagewagens uitwendig, zonder uitstekend beslag:
lang 1,00, breed 0,33 en hoog 0,21 M.
De officieren van den geneeskundigen dienst en der
administratie, ingedeeld bij de bereden artillerie en de
pontonniersmogen voorzien zijn van de officierskoffers
tot bagage of compagnieskar.
2°. Aan de officieren wordt vergundop marsch en
onder de wapenen een revolvereen veldflesch en een
veldkijker bij zich te dragen. Zij kunnen zich ook,
tot berging van eenige noodzakelijke behoeften bedienen
van een musette of kleinen ransel, welke echter op
marsch of te velde steeds door den officier zeiven
moet worden gedragen.
De bereden officieren kunnen zich voorzien van een
tasch aan den rijzadeltot berging van kaartenpapieren
enz.
3°. Het onder 1 en 2 voor de officieren voorgeschrevene
is ook toepasselijk op de adjudant-onderofficieren.
B. Aangaande het reserve-ration voor officieren.
Elke compagnies-, eskadrons- en batterij-commandant
zorgt, dat alle officieren, tot het troependeel onder
zijn commando behoorende, vóór het vertrek uit het