t 1 j CII met of zonder overjasdoor den commandeerenden officier, naarmate van het jaargetijde of de weers gesteldheid te bepalen. Hebben de onbereden officieren de overjas niet aan en toch bij zich, dan dragen zij dit kleedingstuk gerold dwars over het lichaam over den rechter schouder naar de linkerheup afhangende. III. Bij aanschrijving van den Minister van Oorlog van 3 Maart 1883, N°. 27.. Bij deze aanschrijving is eene of(iciers-cantine inge voerd, waarin de volgende voorwerpen aanwezig zijn: 1 kooktoestel (geschikt voor petroleum en spiritus). 1 waterketel. 1 kan voor petroleum of spiritus. 1 ketel (voor 't koken van aardappelen en soep)hierin kan vleesch medegenomen worden. 1 koffie- en 1 theekan (een te gebruiken om melk te halen). 3 schotels. 5 borden. 5 messen. 5 vorken. 5 lepels (groote) en 1 soeplepel. 5 lepels (kleine). 1 mesje tot opening van blikken bussen. 1 rasp. 1 veldflesch met 1 klein glas. 5 tinnen drink bekers. 1 broodtrommel. 1 koffie-, 1 thee-, 1 suikertrommeltje. 1 potje voor boter (in een trommeltje). 1 bakje voor peper en zout. llamp, 1 schaar, lampenkous en poetslap. 4 kaarsen. 5 servetten. 1 spons. 1 theedoekje. 1 trechter. 1 kurketrekker. 1 dekkleed van wasdoek (om over den grond te leggen). Wijders is omtrent deze cantine bepaald: '1°. Dat iedere compagnie, ieder eskadron en iedere batterij van eene dergelijke cantine zal voorzien worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 110