11 Vrees'lijk geweld, of der duivelen koren Woelen en spoken omhoog door de luchten, Doodendie kermen en weenen en zuchten Sectiesdie stormen langs vurige wegen Paardenmet zadel en ruiter doorregen Dondrend gebrul in de siddrende dalen. Hoe al dien jammer naar waarheid te malen, Ginds estafetten door leeuwen besprongen Daar regimenten door secties bedwongen, Stapels van lijken tot boven de boomen Heuvels, waar bloedige beken langs stroomen. Thans keert men weer, want het is reeds drie uren; Langer kon nimmer een veldslag ooit duren. En door de straten, omkranst met laurieren, Trekt weer de machtige schaar Batavieren. Knalde het vuur ook uit duizend geweren, Thans mag geen enkele krijgsheld mankeeren; Thuis wacht hen vleeschnat en heerlijke peren, Dat hunne krachten toch weer mogen keeren. TWEEDE ZANG. een Danaïdenwat gij ook mocht lijden Hier wonen menschendie 't noodlot bestrijden Diewen de zevende dag is gekomen Toen zelfs de Schepper heeft ruste genomen Zwoegen en werken in sombere zalen. Niet, daar zij moordden of brandden of stalen, Maar om oneindig veel vrees'lijker reden Deze wist nietwat Calvijn had bestreden Die moest de ijzeren loonwet verklaren, Wist niet wat arbeid en armoede waren, Weer een begreep van de wiskunst geen teeken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 151