13 Die den verwonderden vreemd'ling doet weten Dat in Breda bij oud-Nederlands zonen Zij met mamalief heel stil is gaan wonen Sinds de Olympus in rook is verdwenen En in haar Griekland de Turk is verschenen. Ginds in de lucht, waar de hitte der tropen Hem een verkoudheid wel op zal doen loopen Mars met zijn sabel en fijne glacétjes Kijkt in de zaal naar de ruischende kleedjes. Luisterdaar hoort men harmonische klanken En Melpomene verschijnt op de planken. Zie hoe zij zwaait door het ruimst der tooneelen Waar ooit een sterv'ling komedie zag spelen. Maar lezer wachtgij zult meer nog aanschouwen Nu komt Heraklesdie dubbel kan vouwen Springt in de lucht en doet Venus verbazen; Dan komt Apollobespeler van glazen Eindelijk ziet men als marmeren steenen Menschendie bidden en strijden en weenen Apotheose's, die alles besluiten Zonder het bal, want dat laat ik er buiten. Hoe toch dat schouwspel u weder te geven, Als Terpsichore weer binnen komt zweven Godd'lijke vreugde, daar henen te rennen; Ruim is de zaal, dat zal niemand ontkennen. Bredasche schoonen u vaak te ontmoeten Kan slechts de vreugd Kilacadmon's verzoeten. Slotwoord. choon ik nog menig tooneel u kan toonen Zal ik de kerk en de stal maar verschoonen. Slapen is hoofdzaak daar, dient gij te weten, En er wordt gansch niet of haast niet gegeten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 153