UIT HET VERLOF. Ie Oprechte Haarlemmer schreef 10 Augustus 188* en 't was den geheelen dag bijzonder warm geweest. Dit laatste weet ik nog heel goed; wat het eerste betreft, hierin zou ik me kunnen ver gissen aangezien me dit meer overkomt. Op genoemden warmen dag van het niet genoemd jaar begaven zich eene dame en twee heeren van een plaatsje uit Noord-Duitschland naar hunne vaderstad. Aangezien ik er echter uit principe tegen ben, iets, hetzij goed of kwaad, van onbekende personen te ver tellen, wil ik dit drietal maar even aan mijne geachte lezers voorstellen. De dame was mijne zuster, een meisje van achttien jaren, metdoch neen, het was mijne zuster, dat zij u genoeg; de heer N°. 1 was mijn broer, een man van zeven voetmet snor en nieuwe handschoenen en de heer N°. 2 was ik, uw meest onderdanige dienaar. Met moeite hadden we ons weten meester te maken van een plaatsje in eene coupé, die, vóórdat wij er in waren, reeds bijna vol was. Met moeite, eau de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 161