j 25 rondarmigeroodwangige dienstmeisjes, die we hiel en daar te zien kregennog al aardig vonden ik ik vond eigenlijk niets, ik smachtte naar een schaduw plekje, en ik ergerde mij aan de nieuwsgierigheid dei- bewoners van dit nooit te noemen stadje, die mij aangaaptenals behoorde ik tot de garde van Z. M. den Keizer van China. Zoo wandelden we voort tot we een kerkhof be reikten. Hoe het kwam weet ik niet, hetzij dat ik aan getrokken werd door het heerlijke lommer der hoornen die ik daar zag, öf wel dat mijne op dat oogenblik eenigszins droefgeestige stemming mij daar heen dreef, maar ik gevoelde lust een oogenblik op dien dooden- akker rond te wandelen. Geen groot ijzeren hek versperde ons den ingang; geen onvriendelijke doodgraver deed ons aarzelen binnen te treden niets van dat alleswat ons in ons dierbaar landje steeds wacht bij een bezoek aan een kerkhof, deed ons er voor terugschrikken eens binnen te gaan. Een gevoel van kalmte maakte zich van ons meester; alles was hier even eerbiedwekkendalles ademde rust en vrede. Welk een geheel ander gevoel over weldigde ons daardan bij een bezoek aan een kerkhof in een onzer steden. Hier groote ijzeren hekkengroote borden met straf bepalingen en bedreigingendie bij gebrek aan toezicht de kracht en de waarde hebben van onvriendelijke verzoeken; verder kille zerken 0Nederlanderswanneer zult ge toch eindigen met die koude steenen op de graven uwer nabestaanden te leggen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 165