30
Krul wenschte mij een goeden avondwaarop ik
hem vertelde, dat wij in dit dorpje gekomen waren
met den Duitschen treindat de Hollandsche reeds
vertrokken was; kortom, ik verzocht hem ons naar
de drie uur vandaar verwijderde stad W. te brengen.
En daar begon hetEerst deelde hij mij mede
hoe het kwamdat hij reeds zoo vroeg te bed lag
(den gepasseerden nacht had hij namelijk met gym
nasten gereden); hoe hij tegenwoordig met verkoudheid
behept waszinkings en duizeligheid en nog veel meer
er op na hield, doch ondanks dit alles wel genegen
was ons weg te brengen. Ik drukte hem op het
hartdat hij wat spoedig klaar moest zijnom ons
af te halenen begaf mij zoo vlug mogelijk naar het
koffiehuis, waar ik mijn broeder en zuster in Maken
den welstand aantrof. Natuurlijk liet de voerman ons
lang wachten en hadden wij dus ruimschoots den tijd
eens lang en breed over het ongeval te spreken.
Doch hier zagen wedat het noodlot altijd naar
goede wegen leidt. Was de trein niet gederailleerd,
hadden wij het oponthoud niet gehadhad Krul ons
niet zoo lang laten wachtendan zou ik haar niet ge
zien hebben, de schoonste van alle herbergiersdochters.
Haar niet, verborgen en miskende schoonheid als je
is! Men noemde u daar leelijk, ik hoorde het, en
het sneed mij door 't hartDat ééne woord was voor
mij een dolksteek. Kunt gij het helpen, dat uw
anders zoo vriendelijk gelaat eenigszins scheef is ge
trokkenzijt gij er minder schoon om, dat het niet
volkomen symmetrisch is!
Doch neenik weet hetik spreek voor dooven