35
Nimmer kwam de slotheer weder;
Maar wen droef de nachte daalt,
Wordt opnieuw de strijd gestreden,
Tot het morgenlicht weer straalt.
Ieder heeft het slot verlaten
Om het woeste spokenheir
Op de halfvergane puin en
Komt nog vaak de slotheer weer,
Om met uitgetogen degen
't Schimmenheir te wederstaan
Dat met opgesperde kaken
Grijnst hem aan.
Gebe.