DONKERE ROOS. onkere roos, door den lichtend ontloken, Zacht door de zon in het leven gewekt, Bloemezegweet gij waarvoor ge zult dienen Waartoe uw leven op de aarde hier strekt? Zacht wiegt gij u op den wiekslag der winden Vlinder en bij dwalen rond om uw hoofd, Wijl al het schoon van de andere bloemen Donkere roos, voor uw schoonheid verdooft. Zult ge op de borst van een maagdelijn prijken, Weldra geplukt door eens minnaren hand? Zoo, schoone roze, gij godd'lijke bloeme, Wordt ge der liefde geheiligde pand. Komt straks een moeder hier henen geschreden Plukt zij u af voor het graf van haar zoon Dan zijt gijrozegij heilige bloeme 't Blijk van de liefde der moederhoe schoon 'k Wil eenen kus op uw bladeren drukken Met valt een traan uit mijn oog op u af; De eerste, wanneer u de minnaar mag plukken, ïloud dan de laatste voor 't eenzame graf. 9,4. x/VXAAAA/W^—

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 176