C rSSkSI1 Ees18bK8 Een Noord-Brabantsche dorpsgeschiedenis. -oselie was zeventien -jaar. Als ge haar gezien hadt, lezer, zoo frisch en blozend als de bloemen op haar nieuwe »sjoal", dan waart ge het ten volle met Teun van den Bokkeboer eens geweest, die altijd beweerde, dat Roselie «een dotje van en maid was en dat ze kost warken as en peerd, geleufde gij da moar." Wanneer Roselie 's Zondags naar de kerk in Z. ging, stond de geheele boerenjongelingschap uit den omtrek al op wacht aan 't hekom toch ook eens het vriendelijk «Mergen soam" van hare rozenlippen te vernemen. Ja, Roselie was «reine du bal", wanneer ze na kerktijd «zoo'n bietje gonken dansen en op d'er- monika speulen, op 't erf van Joap." Wie die Jaop was? Joap was Roselie's vader, en voor zijn stand een «dikke boer". Ik bedoel hiermede nietdat 's mans zwaarlijvigheid zoo sterk in 't oog liep, maar hij was «dik" van wege zijn «zeuvetien koebèsten en drei pêzen(1)" en dan, hij had ook «veul mast, doar an gunne kaent, teugen 't Belse (2) oan." (Ij Paarden. (2) België. Mr

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 177