t J 39 lede meer vertrouwelijk gewordenmaar ook Roselie's vader was de zaak ter oore gekomen. Ofschoon Teun bij iedereen bekend stond als een flinke, degelijke jongen, kon Joap toch niet toestemmen in het huwe lijk van zijn dochter, want Teun had geen cent. Er zijn menschendie bewerendat voor een huwelijk, het geld geen eerste behoefte is, en dat de liefde alle wonden en rampen heelt en voorkomt maar Joap Bro'ossers was veel te practischom aan deze schoone theorieën het geluk van zijne dochter toe te vertrouwen. In zijn jonge jaren was hij ook »Milsèn" geweest en hij herinnerde zich nog best wat een leventje hij toen leidde, en hoe slecht zijn vrouw er aan toe zou geweest zijn, als hij toen getrouwd was. DaarenbovenTeun was wel een goede jongenmaar geen Nederlander, Teun was een Belg, en ofschoon anders niet vijandig tegen dit volk gezind, had toch de korte tijd, dat Joap gediend had, zijn vaderlands liefde zóózeer opgewekt en ontwikkeld, dat hij zijn dochter liever aan een Nederlander dan aan een Belg schonk. En Roselie's moeder? Och, 't mensch had wel wat anders te doenmaar tochals Roselie zoo nu en dan eens met haar over de zaak begon te sprekendan was ze in 'teerst wel erg boos, en zeide, dat ze »dat mit voaders moar uitmoaken most," maar op 'tlaatst toonde ze toch wel eenige genegenheid te bezitten voor Teun, want «ie was altied belèvd gewiest" en «van 't zommer at ie eur nog en eel mandje mit karsen gebracht; 'twas toch zoone guuje jong!"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 179