m 52 Gelijk de dagvorstin, als zij haar gulden stralen, Met ongelijkbren glans op 's aardrijks schoot doet pralen En 't smetloos rein azuur met prachtig purper verft Waarbij al 't aardsche schoon zijn valschen luister derft, Gelijk de zachte maan, als zij ons troost komt schenken En door haar vriendlijk licht aan Edens hof doet denken En door haar stralenkrans, aan Venus' deugd gewijd, Het menschdom sterk doet zijn, ook in den felsten strijd, Gelijk een heldre sterwier luister nooit zal wijken Met reinenzilvren gloed aan 's hemels trans blijft prijken Zoo glanst de lichtkroon ook, waarmêe uw glorie praalt, Geliefde Siemensbuiswaarbij geen ander haalt. Voorwaar, gij zijt met recht Vorstin van alle buizen! Geen Legercommandant, die ooit u dorst verguizen. Gij werkt zóó zeldzaam goed zóó zekerzóó gewis Dat heel ons A' daar meer dan trotsch op is. Daar ginds in 't morgenlandin Insulindes dreven, Hoe menig Atjehnees hebt gij daar niet doen sneven Gij hebt ruim veertig jaar uw heldenplicht volbracht Den vijand neergeveld, verpletterd door uw kracht. Hoe zouden zonder u toch ooit granaatkartetsen, Hoe juist ook afgedraaidden vijand kunnen kwetsen Mijn dierbre Siemensbuis! ik wijd aan u mijn lied! Zoo iemand u miskent, wijt dit uw zanger niet. TWEEDE ZANG. *et droevig feit is daar; ik moet u thans beschrijven. 0, dichtkunst, laat uw steun ook ditmaal mij verblijven. Helaas! ik weet het wel: mijn arbeid is profaan. Apollo, dichtervorst! vergeel mijn snood bestaan! Vergeef mij, dat ik waag haar wording aan te geven, Zij is daartoe te schoon, te sierlijk, te verheven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 192